Hoorzitting van de Commissie voor Justitie van 12 maart 2024 ter bespreking van het wetsontwerp “houdende de erkenning van het boeddhisme als niet-confessionele levensbeschouwelijke organisatie (...)"
Op 12 maart 2024 nam Evelyne Maes deel aan de hoorzitting van de Commissie voor Justitie ter bespreking van het wetsontwerp “houdende de erkenning van het boeddhisme als niet-confessionele levensbeschouwelijke organisatie, en ter omkadering van de werking van de Boeddhistische Unie van België als het representatief orgaan van de boeddhistische gemeenschap van België, van de werking van de lokale boeddhistische gemeenschappen en van de functie van de boeddhistische afgevaardigden” en het wetsvoorstel “betreffende de Boeddhistische Unie van België, de afgevaardigden en de instellingen belast met het beheer van de materiële en financiële belangen van de erkende boeddhistische gemeenschappen”.
Als experte grondwettelijk recht en onderwijsrecht, belichtte ze tijdens de hoorzitting enkele cruciale punten:
1️. De risico’s van de toepassing van een erkenningsprocedure die door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als strijdig met het EVRM is geacht.
2. De gevolgen van de federale erkenning van het boeddhisme op het vlak van de bevoegdheden van de gemeenschappen (die onderwijs in de erkende erediensten en de niet-confessionele zedenleer moeten waarborgen).
3. Er is een onderscheid tussen meerdere bepalingen van het wetsontwerp en de wet van 21 juni 2002 “betreffende de Centrale Raad der niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen van België, de afgevaardigden en de instellingen belast met het beheer van de materiële en financiële belangen van de erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen”. Nochtans hebben beide betrekking op de erkenning van een niet-confessionele levensbeschouwing. De noodzaak aan dat onderscheid moet worden gerechtvaardigd.
4. De Boeddhistische Unie van België, die zou worden erkend als representatief orgaan, verenigt niet alle boeddhistische verenigingen van België. De wetgever dient te verklaren in de memorie van toelichting waarom dit de erkenning als representatief orgaan niet in de weg staat.
Bij vragen, contacteer Evelyne Maes.
Klik hier voor de volledige hoorzitting.